Kast 10: Spel en Speelgoed

Kast 10: Spel en Speelgoed

Wie heeft als kind niet getold, geknikkerd of gebikkeld op het schoolplein?
Of thuis gespeeld met het kinderfornuisje, naaimachientje, strijkijzertje
of met de autootjes?

Het roept vast hele dierbare herinneringen uit uw kindertijd bij u op.

Meer weten?

Knikkeren is één van de oudste spelen die er bestaan en was al bekend in de oudheid!
Er bestaan dan ook honderden soorten spelletjes met knikkers. Elke streek, zo niet elk dorp en elke school heeft eigen spelregels en varianten. De vraag: “Wat zijn de spelregels om te knikkeren?” is dus niet zo simpel te beantwoorden. Het klassieke knikkeren gebeurt in Nederland en België meestal met een kuiltje in een rechthoekig speelveld.

Een originele hoepel bestond uit een grote ijzeren ring waaraan, met een klein ringetje, een ijzeren stokje was bevestigd.
Door het stokje voort te duwen rolde de hoepel over straat.

Bij gebrek aan een originele hoepel werd soms een velg van een fietswiel gebruikt. Deze rolde men over straat door er met een houten stokje tegen aan te slaan.

Een jojo bestaat uit twee halve bollen verbonden door een asje.
Om dit asje zat een touwtje gebonden.

Door het touwtje aan het vrije einde vast te houden (hier zat vaak een lusje) en de jo-jo naar beneden te laten gaan, nadat het touwtje om het asje was gewonden, begon deze te draaien.

Als de jojo aan het eind van het touwtje kwam bleef hij draaien en klom zodoende weer langs het touwtje omhoog door een rukje aan het touwtje te geven.

Men stak de tol in de grond , b.v. tussen trottoirtegels of straatstenen, of in een gaatje van een putdeksel.

Daarna wond men het touwtje van de zweep rond de tol. Als je de zweep snel wegtrok begon de tol te draaien.
Men hield de tol draaiende door er regelmatig met de zweep tegen aan te slaan.

Het gebeurde wel dat je de tol in een grote boog sloeg en dan vloog hij weleens door een ruit!

Men kleppert door twee plankjes, die men tussen de vingers van één hand vasthoudt, ritmisch te bewegen. De uiteinden van de houten plankjes klepperen tegen elkaar en dit produceert een geluid zoals b.v. met castagnetten.

Er werd vaak een liedje bij gezongen.
“Klepperde, klepperde, klep klep klep, ‘k ben zo blij dat ik ze heb”.

Het bikkelspel is een spel dat gespeeld wordt met kleine klompjes hard materiaal (meestal bot of metaal, en soms zelfs harde plastiek). De klompjes worden bikkels genoemd.

Van oorsprong werden hiervoor de botjes uit de hiel van een schaap of geit gebruikt. Het spel vereist voornamelijk handvaardigheid.
De bikkels worden in de hand genomen, opgegooid en weer opgevangen.

Daarbij moet een bepaalde volgorde in het aantal bikkels dat opgegooid wordt worden aangehouden.

Met name het opvangen van de bikkels op de bovenkant van de hand vergt enige bedrevenheid.