Klasje anno 1900

Klasje anno 1900

We zijn aangekomen in het klaslokaal van rond 1900 en we gaan met U meer dan 100 jaar terug in de tijd. De houten schoolbanken met inktpotjes en een potloodrichel…

Boven het schoolbord én aan de achterwand hangen de vertelplaten van aap-noot-mies. De eerste versie is van 1909, de modernere versie is van 1932. Op de nieuwe versie is bijvoorbeeld al een auto in de verte te zien.

De juf staat voor de klas en wijst de letters aan op het grote letterbord. De kinderen leggen de woordjes na op het leesplankje met de letters uit het ronde letterdoosje.

Schrijven doen de kinderen op een lei met een griffel. Als je het goed kan, mag je schrijven met een potlood of met de kroontjespen.

Een grote smeedijzeren kolenkachel achterin zorgt ervoor, dat het lekker warm is in het klasje. Kon je het schoolgeld niet betalen dan kreeg je een plaatsje op het armenbankje achter in de klas. Leg het schrijfladeke maar op je schoot, dan kun je toch schrijven.

Wellicht zijn we blij dat veel in onderwijsland in positieve zin is veranderd.

Meer weten?

De vertelling gaat over een vader en een moeder met hun drie kinderen Wim, Jet en Zus. Wim is al zes jaar en gaat al naar school. Jet is vier jaar en mag nog niet naar school.

Naast hun huis staat de school met het schoolplein en een kastanjeboom. In de weide voor de school lopen schapen met lammetjes. Verder zijn er in de vertelling twee hondjes: Kees en Does. Does is de hond van grootmoeder.

En dan is er nog de poes, zij heet Mies.
Op het schoolplein zien we een duivenhok. Aan de andere kant van de school is nog een huisje daar woont Gijs, een buurjongen van 16 jaar, die de tuin onderhoudt van de familie.

Al deze figuren zijn terug te vinden op het leesplankje en op de bijbehorende vertelselplaat.

Daar zien we ook moeder met op haar arm Zus, een meisje van twee jaar, en naast haar Jet. Je ziet ook een bok.

Maar centraal is toch wel Teun, die voor een grijpstuiver met een aapje bij de huizen langsgaat. Hier zit het aapje in de dakgoot.

De pechvogel is een pop in de vorm van een vogel, die vroeger gebruikt werd als strafmiddel in het onderwijs. Deze pop was gevuld met zaagsel of erwten.

Als een leerling zich misdroeg dan gooide de meester de pechvogel naar de leerling. Deze moest de lappenpop dan terugbrengen naar de meester die klaar stond met de plak. Tot 1806 was deze vorm van straffen een veel gebruikt middel. In 1820 werden lijfelijke straffen in het onderwijs door de Nederlandse wet afgeschaft.

De plak is een soort houten pollepel met een ronde kop, waarmee een tik wordt gegeven op de vlakke hand. De uitdrukking ‘onder de plak zitten’ komt van dit strafmiddel. De plak is een typisch Nederlands gebruik.

De plak en de pechvogel zijn tot in de 19e eeuw gebruikt op scholen in ons land, ondanks een verbod op het geven van lijfstraffen in de Onderwijswet uit het jaar 1820.

En dan is er nog het ezelsbord, een houten bord met een ezel erop getekend. Dat was voor die kinderen, waarvan de meester vond, dat ze niet goed geluisterd hadden. Het ezelsbord werd om je hals gehangen, als je een fout antwoord gaf. Je moest dan voor de klas komen staan en zeggen: “Ik ben een ezel”.

Het sponsdoosje was een doosje dat zowel aan de boven- als aan de onderkant een dekseltje had. Aan de ene kant zat een sponsje om het geschrevene op de schrijflei weg te wassen.

Aan de andere kant van het doosje zat een klein stukje zeemleer, om de schrijflei weer droog te maken, zodat er weer met de griffel op geschreven kon worden.

Een griffel is een schrijfstaafje van vrij zachte leisteen, waarmee kan worden geschreven op een schrijfplankje, dat van harde leisteen is gemaakt: we noemen dat ‘het leitje’.

Het gebruik van lei en griffel is al uit de 18e eeuw bekend. Een groot voordeel was de mogelijkheid tot hergebruik: het geschrevene kon met een natte spons weer worden uitgewist, en na droging kon het leitje weer opnieuw worden gebruikt. Aan het gebruik kleefden ook nadelen. Het gekras van de griffel kon hinderlijk zijn.

Toen in het begin van de 20e eeuw het potlood en de kroontjespen in zwang kwamen, kreeg de griffel langzamerhand een eenvoudig of zelfs armoedig imago.
Rond 1920 begon het gebruik van leitje en griffel merkbaar af te nemen en leerden kinderen schrijven door eerst met potlood te oefenen.

Bij voldoende vaardigheid mochten ze schrijven met een kroontjespen.
Maar tot in de jaren 1950/60 zijn op sommige scholen de lei en griffel nog wel gebruikt.

De regel is een vierkant liniaaltje, dat gebruikt werd om, al kantelend, regeltjes van gelijke afstand op het leitje te trekken. Zodra het kind mooi tussen deze lijntjes kon schrijven, kreeg hij van de juf een kroontjespen en inkt in het inktpotje.

In de 17e eeuw hing er voor elk kind in de klas een houten schooltasje aan een haakje boven de jassen, de petjes en de klompen. Het was een houten doos met een klep. Hierin werden de boekjes en de lei, met een apart vakje voor de griffels en het sponsdoosje bewaard. Het werd nauwelijks mee naar huis genomen.

Soms werd het omgekeerd als schrijfladeke op de knietjes gelegd, omdat er voor ieder niet altijd plaats aan een tafeltje beschikbaar was.

Aan de kwaliteit van het hout en de afwerking kon je de welgesteldheid van de ouders lezen.

Een kroontjespen is een stalen schrijfpen, met een kroonvormige verbreding, die in een penhouder wordt geklemd om te kunnen gebruiken. Dit soort pennen werd tot in de jaren zestig van de 20e eeuw algemeen gebruikt.

In die tijd was het de gewoonte om aan een nieuwe kroontjespen te likken wat hem ontvette, zodat de inkt beter bleef zitten. In de pen zit een gaatje dat als inktreservoir dient.

Na het schrijven werd de pen schoongemaakt met de inktlap. De schoolinkt droogt traag. Om vegen en vlekken te voorkomen moest vloeipapier worden gebruikt om het drogen te bespoedigen. Voor linkshandigen was het zeer lastig om vegen te voorkomen.

De inktlap bestaat uit een aantal op elkaar genaaide lapjes zeemleer of katoen, waarmee men tot de jaren zeventig de kroontjespen kon schoonmaken.

Als één van de lapjes vol zat met inkt, werd het volgende lapje gebruikt. Ze werden met een kartelschaar soms in een leuke vorm geknipt en daarna opgestapeld en met een knop vastgenaaid.