Kast 4B: Aardrijkskunde en Verkeer

Kast 4B:
Aardrijkskunde en Verkeer

In de onderwijswet van 1857 zou het vak aardrijkskunde op de lagere school als leervak verplicht worden gesteld. De methode bleef gebrekkig. Men beperkte zich tot het leren van namen van plaatsen, provincies, landen en hun bijzonderheden.
Veel methodes zijn in de jaren daarna de revue gepasseerd.

De plaatsnamen per provincie werden in vaste rijtjes aangeleerd:
Groningen, Zoutkamp, Appingedam, Delfzijl, Hoogezand, Sappemeer……
Kunt u het rijtje nog afmaken?

En dan waren er de kijkkasten:

  • Hoe wordt het ijzererts gewonnen en verwerkt?
  • Hoe wordt van vlas linnen gemaakt?
  • Wat wordt met ruwe steenkool gedaan?

Op deze vragen gaven de kijkkasten het antwoord.

In je aardrijkskundeschrift zette de meester een grote stempel van een land of provincie. Zelf moest je dan de plaatsnamen invullen.

En dan zijn er nog de miniatuurtjes van Bovenmeester Stuij uit Biggekerke, onze bevlogen schoolmeester van Walcheren. Hij maakte de meest belangrijke middelen van bestaan in Nederland voor zijn leerlingen aanschouwelijk.

Heb jij ooit je verkeersdiploma gehaald? Misschien kreeg je dan ook wel het bijbehorende speldje?

Meer weten?

Wat een verbetering, toen eenmaal de stempels hun intrede in het onderwijs deden.
Vóór die tijd moesten de leerlingen de landkaartjes overtrekken op een doorzichtig papier, waarna ze de plaatsnamen zelf konden invullen.

Om het vak aardrijkskunde aanschouwelijker te maken, maakte Meester Stuy uit Biggekerke allerhande middelen van bestaan uit de landbouw, tuinbouw en industrie in miniatuur.
Zoals de aardappelmeelfabrieken in Groningen, de hunebedden in Drenthe,
Edammer kaasjes, kolentreintjes in Zuid-Limburg en nog zo veel meer!